Raken we elkaar kwijt?

Ik ben bezorgd. Met Herman Tjeenk Willink en steeds meer anderen ben ik bezorgd om de sociaal democratische rechtsorde waarin wij nog leven. NOG!

Want solidariteit is een hol begrip geworden. Verbinding tussen de verschillende lagen en culturen raakt uit zicht. Het marktdenken is tot heilige graal verheven en daarmee is het recht van de sterkste tot in de haarvaten van onze samenleving doorgedrongen. Het recht van de sterkste, dat zijn de wetten van de jungle, het dierenrijk. Met alle gevolgen van dien.

En ook in ons eigen land gaat het helemaal mis.

Ook de staatscommissie onder leiding van Johan Remkes (VVD) kwam tot de conclusie, dat er iets fundamenteel mis dreigt te gaan en kwam met maar liefst 83 aanbevelingen om de democratie te verbeteren.

Eind 2018 heeft minister van Staat Herman Tjeenk Willink ‘Groter denken, kleiner doen’ gepresenteerd, waarin hij ongekend fel uithaalt naar de overheid als bedrijf dat leraren, dokters, agenten en rechters van zich vervreemdt en de democratie verwaarloost.

In ‘Groter denken, Kleiner doen’ hekelt hij in keurige bewoordingen de ‘betonrot’ in de democratische rechtsorde en de gevolgen daarvan voor de publieke sector. In het Financieel Dagblad van 10 december 2018 laat hij letterlijk optekenen: ‘Mijn zorg, zelfs ingehouden woede, is dat we de publieke zaak structureel aan het uithollen zijn.’

De individualisering heeft het ‘ik’-denken meegebracht en als gevolg van het heilige marktdenken veel te ver doorgeslagen. Langzaam aan verandert onze sociale democratie in de jungle, waarin angst en de reactie daarop – controle op al wat beweegt – het voor het zeggen hebben.

Deze maand (januari 2019) verscheen ‘Hysterie. Een cultuurdiagnose’. In dit boek haalt Schuilenburg tal van voorbeelden aan. Hij ziet de hysterie terug in het debat over veiligheid en de boze berichten in zijn inbox, maar ook in de manier waarop publieke discussies over immigratie of, bijvoorbeeld, Zwarte Piet, steevast rap escaleren. De ‘boze burger’ is een symptoom van hysterische tijden. En die hysterie, benadrukt hij steeds, is niet louter irrationeel: het zijn gevoelens die je serieus moet nemen, want er is wel degelijk wat aan de hand. Schuilenburg beschrijft ook de manier waarop politici en de overheid met het kennelijk erg levendige gevoel van onveiligheid omspringen. Door allengs meer regels en wetten op te stellen, door meer en meer blauw de straat op te sturen en door etnisch te profileren wordt gepoogd alle onveiligheid uit te bannen. En ook: door meer boetes uit te schrijven, meer camera’s op straat te hangen. Het paradoxale gevolg is dat het gevoel van onveiligheid daardoor eerder groter dan kleiner wordt – met name onder minderheden, die doorgaans het doelwit van deze ‘hysterische’ maatregelen zijn, zoals Schuilenburg ook steeds hoort in de wijken waar hij onderzoek doet. En, zegt Schuilenburg: ‘juist de zachte kanten van de mens – vertrouwen, empathie, zorg en geborgenheid, kanten die maken dat we ons veilig voelen – gaan alleen maar meer verloren’.

Ik begon met de vraag: “Raken we elkaar kwijt?”

Het wordt tijd, dat we met elkaar gaan inzien, waar we naar toe gaan als we blijven voortrazen op de ingeslagen weg. Want doen we dat niet, dan zou mijn bezorgdheid helaas wel eens heel visionair kunnen blijken te zijn.