In deze vooralsnog laatste en zeer uitgebreide blog geschreven in februari 2021 probeer ik te schetsen, wat mijn missie voor de komende jaren zal zijn.
In eerdere blogs heb ik mijn bezwaren tegen en de gevolgen van het marktdenken uitgebreid beschreven. Het klinkt dan misschien mooi 'gewoon de markt zijn werk laten doen, dan komen de beste ideeën vanzelf bovendrijven en die zijn voor de consument het voordeligst, want op de markt is een gulden een daalder waard'. Maar in de praktijk geldt op de markt het recht van de sterkste. In feite is het één grote jungle. De overheid is geen marktpartij en moet dat ook niet willen zijn. Maar door de markt alle ruimte te geven is er heel veel - misschien wel onherstelbaar - scheefgegroeid en de publieke sector flink uitgekleed, waardoor politie, zorg en onderwijs nu met enorme problemen te kampen hebben. Wie het aandurft om te kijken naar wat ‘de markt’ ons sinds de jaren 80 als bijvangst heeft gebracht, kan daar toch ook onmogelijk blij mee zijn. Een enorme inschattingsfout van meerdere generaties politici. Of het nu gaat om
de salarissen en het maatschappelijk draagvlak voor de onder verantwoordelijkheid van de overheid bestaande cruciale beroepen in vergelijking met in feite onbelangrijke sectoren als de reclamewereld, die waardeloze producten en diensten kan laten winnen van zeer waardevolle, doordat de eigenaar van die waardevolle (veel) minder te besteden heeft;
de nog steeds snel groeiende kloof tussen arm en rijk; zowel mondiaal als nationaal, waardoor een steeds grotere groep als ‘loser’ wordt gebrandmerkt en dus vanuit die positie gefrustreerd zorgt voor groeiende volkomen nodeloze, maar wel zorgelijke bedreiging van onze SAMENleving;
de huizenmarkt die mede door de alleen in Nederland voorkomende subsidie voor de rijken (hypotheekrente aftrek) en andere belastingvoordelen heeft gezorgd voor een woningmarkt, waarin jonge mensen zonder goede dubbele inkomens of vermogende ouders geen schijn van kans meer maken en rijke ‘huisjesmelkers’ hun zakken kunnen vullen;
De markt is een jungle en heeft ervoor gezorgd, dat geld belangrijker mocht zijn dan menswaardigheid en een rechtvaardige samenleving. Inmiddels ziet zelfs de VVD, de kampioen van het marktdenken dat het roer nu echt om moet.
De ruimte voor ‘de markt’ is echter lang niet het enige probleem, dat voor een immense schade aan onze SAMENleving heeft gezorgd. Onze gekozen politici zelf lijken te zijn vergeten, dat zij in de eerste plaats volksvertegenwoordigers zouden moeten zijn. Dienaren!
Onze Eerste Kamer is een verlengstuk geworden van en lobby voor invloedrijke bedrijven naar de Tweede Kamer. Dat heeft onze democratie ernstig verzwakt. Want deze niet rechtstreeks gekozen lobbyïsten met vele commissariaten en daardoor geregeld zakelijke belangen controleren nauwelijks meer op de procedure - wat in feite de taak van die Eerste Kamer is -, maar bemoeien zich juist nadrukkelijk met de inhoud.
Er wordt op zowel landelijk als provinciaal als lokaal niveau een spel gespeeld, waarbij de controlefunctie van het parlement, provinciale staten en de gemeenteraad is ingeruild voor machtspolitiek, waarbij de fracties in genoemde organen onder één hoedje spelen met respectievelijk regering, gedeputeerden en B&W. Van dualisme in de zin van controleren is nauwelijks nog sprake. Overigens houdt de oppositie zich nationaal ook meer bezig met zaken die het in de media goed doen dan met controle van de regering. Eigenlijk hebben slechts twee parlementariërs zich de afgelopen jaren echt van hun taak als controleur van de macht gekweten: Renske Leijten (SP) en Pieter Omtzigt (CDA). Die laatste doet even een stapje terug, omdat hij volgens zijn partij ‘de laatste tijd wat teveel hooi op zijn vork heeft genomen’. De vraag voor mij is of hij dat zelf vindt of dat zijn partij dat vindt. En ook kan ik me overigens zijn vermoeidheid goed voorstellen, want hij stond binnen zijn partij wel heel erg alleen.
Onze Volksvertegenwoordiging is allang geen afspiegeling meer van de Nederlandse samenleving. Zo ongeveer 100% is minimaal HBO afgestudeerd. Het is niet voor niets, dat het contact met de gewone burger nauwelijks nog bestaat en dus is het ook niet meer dan logisch, dat de belangen van die ‘gewone man en vrouw’ hooguit in de marge nog meetellen. "Nederland een democratie? In Den Haag maken hoogopgeleiden de dienst uit!", zegt bijvoorbeeld professor doctor meester Marc Bovens, hoogleraar bestuurskunde en lid van de WRR. "In de negentiende eeuw waren we een aristocratie, toen waren vrijwel alle Kamerleden van adel of van het patriciaat. Nu zijn we een politieke meritocratie. En nu hebben vrijwel alle Kamerleden een academische bul. En eigenlijk eerlijk gezegd, is dat net zo onrechtvaardig als de aristocratie. Toen bepaalde je afkomst waar je stond in de maatschappij. Nu bepaalt je aanleg waar je terechtkomt. Maar ja, of je nou toevallig geboren bent met een goed verstand: dat is niet per se rechtvaardiger. Bovendien wordt een goede opleiding steeds vaker gekocht. Kinderen uit hoogopgeleide milieus krijgen veel meer van huis mee. Zij krijgen hulp en steun met huiswerk, en er is tegenwoordig een enorme industrie ontstaan van bijles, cito-training en examentraining. Kijk naar het Luzac: ouders met geld betalen om hun kinderen naar een niveau hoger te sturen.'"
Dit uit zich momenteel bijvoorbeeld nadrukkelijk in de wijze waarop onze overheid omgaat met de problematiek rond corona. Regering en parlement - mannen en vrouwen die elke maand hun (prima) salaris keurig op tijd gestort krijgen - hebben met hun regel- en wetgeving vooral de vele kleinere ondernemers - MKB en ZZP - compleet geruïneerd. Ik vermoed, dat de meeste ministers en parlementariërs echt totaal geen idee hebben, welk een ellende zich momenteel in het land afspeelt bij genoemde ondernemers. De ellende die voortkomt uit de beslissingen van de democratisch gekozen overheid, gaat in de nabije toekomst pas goed duidelijk worden. Het aantal zelfstandige ondernemers dat inmiddels - eerste en tweede lock down bij elkaar opgeteld - de privé middelen inclusief pensioenpot heeft moeten aanspreken of zelfs al helemaal opeten, is totaal onbekend, maar van wat we in de media vanuit diverse hoeken gemeld krijgen, staat het water heel veel ondernemers tot aan of al boven de lippen. Als - nu bijna voormalig - ondernemer kan ik me heel goed de ongelooflijke stress bij hen voorstellen. Lees het schrijnende verhaal van een ondernemer, die beschrijft alles kwijt te zijn, behalve elkaar.
De steun die met name de kleinere ondernemers krijgen, is zo gering, dat ze geen enkel soelaas biedt. Voor een land wiens economie juist drijft op het MKB desastreus. De (gespeelde?) opgewektheid waarmee minister De Jonge vervolgens voor de kamera meldt, dat de kappers weer hun werk mogen doen, bezorgde mij het idee van compleet ontbrekende empathie bij deze man voor (kleine) ondernemers in nood. En bedenk: kappers mogen wel weer open - terwijl die toch heel dicht bij je gezicht hun werk doen - en winkels met voorraden en restaurants niet? Terwijl je toch dáár wel voldoende afstand kunt houden? En wie kan mij het verschil uitleggen tussen vaak rustig winkelen in een kledingzaak (mag niet) en veel minder rustig kunnen winkelen in een supermarkt (mag wel) in het kader van corona?
Iets heel anders: Het totale gebrek aan respect voor de burger die niet geletterd is! Dat is minder duidelijk wellicht, maar vind je terug in regelgeving en de communicatie over die regelgeving. Die is juridisch dichtgetimmerd, maar voor mindergeletterden volstrekt onbegrijpelijk. Het lijkt er zelfs op - gezien de vrijwel compleet zwart gelakte pagina’s die een WOB-verzoek oplevert - dat dit ook heel bewust is gedaan. Openlijk spreken ambtenaren over de 'Rutte-doctrine'. De premier die zo weinig mogelijk op papier zet en als het lastig wordt dan wegkomt met de opmerking, dat hij ‘er geen herinnering meer aan heeft’.
En als die overheid het dan ook nog eens bijna onmogelijk maakt voor juist deze doelgroep om via de rechter zijn/haar gelijk te halen - minister Dekker heeft de sociale raadsman vrijwel helemaal uitgekleed - , dan wordt in volle omvang duidelijk, hoever de rechtsstaat is afgegleden. Hoe weinig een heel grote groep Nederlander - of ze hier nu geboren zijn of juist later zijn gekomen - kunnen rekenen op een overheid, die hen als volwaardige medeburgers erkent.
De overheid blijkt vervolgens met afstand de grootste partij die haar burgers voor de rechter daagt. Landsadvocaten tegenover een burger die het zich niet kan veroorloven om een redelijke verdediging te voeren tegenover soms absurde aanvallen door de overheid. De toeslagenafffaire heeft de totale onredelijkheid in extremis aangetoond.
Het schandaal met die toeslagenaffaire is lang niet het enige probleem met de Belastingdienst. Tegelijkertijd legt het een veel dieper probleem bloot. Namelijk dat de Belastingdienst door onze politici steeds wordt opgezadeld met eisen, die nauwelijks door zorgvuldige afwegingen worden gedragen. Men eist vanuit de Tweede Kamer snelheid in plaats van zorgvuldigheid en dan vooral waar het om het blootleggen van fraude bij minderheden gaat. Gewoon omdat dit het zo goed doet bij ‘de kiezer’. En de mensen die dat in het begin het hardst riepen, roepen er nu het hardst schande van. Alleen Pieter Omtzigt heeft ook hier verantwoordelijkheid genomen.
Aan de basis van dit ontbrekende respect van ‘de bestuurders’ (en hiermee doel ik nu dus op zowel de regering als het parlement) voor ‘het volk’ ligt het ideaal van een meritocratische samenleving. Daarin krijgt iedereen, wat hij verdient. Tenminste, dat is het idee. Maar zowel de jungle van de markt (ofwel het recht van de sterkste) als het feit, dat heel veel succes een kwestie van geluk is en het ontbreken van succes een kwestie van pech, die beide actoren hebben in de meritocratische droom geen plek. En is aanleg overigens eigenlijk niet net zo weinig eigen verdienste als afkomst? Het gevolg is, dat de succesvolle mens ten onrechte denkt, dat het succes alleen of ten minste vooral aan de eigen inzet te danken is, terwijl de niet succesvolle mens als loser wordt weggezet. Deze denkwijze heb ik in de tijd dat ik lid was van ondernemerskringen en een serviceclub vaak ontmoet. Dat niet succesvol zijn echt een kwestie kan zijn van pech - zoals ziekte of onbetrouwbare partners of op het verkeerde moment op de verkeerde plek zijn -, dat komt in de hoofden van de wel succesvolle mens maar moeilijk boven drijven.
Het gevolg is een enorm gebrek aan solidariteit en verantwoordelijkheidsbesef. Dus wordt met een vreemd soort van afgunst gekeken naar mensen die moeten leven van een uitkering of in de schuldsanering terecht zijn gekomen. Zodra zíj iets extra’s krijgen, moeten ze dat direct inleveren en graag nog een boete erbij als ze vergeten om zichzelf aan te geven. Moeders mogen niet ook eens boodschappen geven aan hun kinderen met een uitkering. Bij ondernemers die een kleine Corona-tegenoetkoming krijgen wordt zelfs de kinderalimentatie als inkomen gerekend. Keihard is de meritocratische ‘samen’leving tegenover minder bedeelden.
En onder dit alles bevindt zich nog iets, waar helemaal geen aandacht voor is: het onwaarschijnlijke schandaal, dat een mens met diploma’s en geld van meer waarde is dan een mens zonder. Het wordt ons al op jonge leeftijd met de paplepel ingegoten: wie na de basisschool naar het VWO gaat, is beter dan wie naar de HAVO gaat en veel beter dan wie naar het VMBO gaat. Onlangs nog in het journaal: een jongen werd gefeliciteerd door de onderwijzeres van groep 8 met het VWO-advies, waar de leerling bang was dat het 'maar' HAVO zou worden. Ik heb het zelf ook meegemaakt als leerkracht in groep 8: ouders die niet tevreden waren met een ‘lager’ advies. Scholen die alles uit de kast halen om zo ‘hoog’ mogelijk te scoren met hun CITO-toetsen. De jongens en meisjes die naar het VMBO gaan, ‘zijn de losers’. Blijkbaar hebben we in de maatschappij en zelfs het basisonderwijs niet door, wat zo’n stigma met kinderen op 11 of 12-jarige leeftijd doet.
En dit schandaal van de 'betere' en 'mindere' beperkt zich niet tot dat moment. Mensen met een MBO-opleiding krijgen immers ook een beter salaris (uiting van waardering) dan mensen met ‘alleen’ een VMBO-diploma. Mensen met een HBO-diploma krijgen weer (veel) meer salaris en mensen met een Universitair diploma weer (veel) meer. Dus hoe langer men in Nederland voor een groot deel op kosten van de samenleving heeft mogen studeren (en van het studentenleven kunnen genieten), hoe hoger het salaris na de studietijd. En in de praktijk gaat zelfs op: hoe eerder men weer met werken kan stoppen. Andersom: hoe eerder men een fysieke bijdrage heeft geleverd aan de samenleving door arbeid, hoe minder men als salaris bijgeschreven vindt, hoe langer men moet blijven bijdragen middels soms zware lichamelijke arbeid en hoe lager het pensioen na de arbeid.
Ik vind het daarom ook helemaal niet zo gek, dat vooral de meer kansarme jongeren een probleem hebben met het aan hen opgedrongen stigma. Als je als loser wordt gezien, ga je er ofwel vanzelf ook echt één worden en/of je zo gedragen ofwel berust je niet in ‘je lot’. In dat laatste geval ga je langs een moeilijke weg alsnog ‘opklimmen’ op de sociale ladder of steek je een middelvinger op naar de maatschappij die jou zo behandelt. Die middelvinger kan zich vervolgens bijvoorbeeld - maar net uitsluitend - uiten in incidenten als het stemmen op volksmenners als Wilders en Baudet of de massale woedeexplosie vlak na de maatregel van de avondklok of zelfs structureel in criminaliteit. Langs criminele weg kan je tenslotte op een alternatieve manier ook status en rijkdom vergaren!
Het klinkt vervolgens wel heel stoer om als minister-president over ’tuig’ te spreken en ’niet mee te willen doen aan sociaal onderzoek’. Dat soort uitspraken doet het goed bij ‘de kiezer’ en de welwillende burgers, die logischerwijs geen begrip kunnen opbrengen voor de jonge mensen die zij niet kennen en ook eigenlijk helemaal niet willen kennen. Immers als de minister-president deze burgers niet echt wil (leren) kennen, waarom zou iemand die helemaal geen verantwoordelijkheid voor hen draagt, dat dan wel willen?
Intussen zitten we als samenleving echter wel met een groeiende groep mensen, die zich niet gekend voelt om één van de hierboven geschetste redenen en waarschijnlijk zijn er nog veel meer.
Behalve een groeiend gebrek aan solidariteit ten opzichte van de steeds kanslozer wordende medeburger, die zich vervolgens ook als groep gaat verweren, betekent het ook een groeiende kloof tussen steeds meer burgers en de overheid. Dat deze gevolgen de oorzaak zou kúnnen worden voor een zich op termijn te verwachten explosie, is een conclusie, waarvoor je niet gestudeerd hoeft te hebben.
Maar ....
Vanuit ‘Groter denken, kleiner doen’ denk ik tenslotte ook, dat we wel heel eerlijk zouden moeten durven zijn. Dan betekent dat voor mij, dat ik ondanks al het hierboven genoemde niet denk, dat andere politici het echt totaal anders zouden hebben gedaan. Wat in Nederland is gebeurd, is niet alleen hier zo gegaan. Blijkbaar is dat de tijd waarin we met elkaar leefden. De tijdgeest!
Er waren geen alternatieve heldere geesten die in staat waren om binnen de democratische mogelijkheden ‘het volk’ een andere, een betere weg te bieden. Anno 2021 moeten we eerlijk durven toegeven, dat onze samenleving volkomen is afgedreven van de samenleving die zowel de oorspronkelijke grote drie (VVD, het CDA, de PvdA) als nieuwere partijen of kleinere uit het verleden voor ogen stond.
Alle geschreeuw en wijzen naar elkaar ten spijt kunnen we eigenlijk alleen concluderen, dat het roer nu wel echt radicaal om moet. Of dat met de huidige politieke partijen kan, weet ik niet. Zelfs of een democratie de juiste staatsvorm is, weet ik na de hierboven opgesomde en binnen ons democratisch model ontstane problemen niet meer zeker.
Het antwoord dat ik wèl op al het bovenstaande kan verzinnen is, om aan de basis - voor mij is dat op familie-, wijk- en schoolniveau - eerst en vooral samen te werken aan veilige samenleving. ‘Veilig’ wil ik daarbij heel breed definiëren:
Ongelijke behandeling: Dat iemand op basis van hun afkomst, sexe, aanleg of welk ander verschil dan ook meer rechten zou hebben dan anderen is ook anno 2021 een ernstige ziekte van de mensheid. Weliswaar zijn de mensenrechten al in 1948 vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de Mens door de Verenigde Naties, maar de praktijk is weerbarstiger dan de theorie. Nederlanders kijken en wijzen daarbij graag naar andere landen, maar laten we gewoon eerst zelf eens orde op zaken stellen.
Gekwetste en kwetsbare kinderen (en volwassenen) nieuwe kansen bieden om in onze samenleving een veilige plek te bieden. Persoonlijk werk ik hieraan via de ‘Vrienden van de J.H. Donnerschool’. Echte compassie met deze kinderen in de samenleving is daardoor niet vanzelfsprekend. Maar zij verdienen een eerlijke kans in onze samenleving en hebben recht op goed en passend onderwijs.” En dat is precies, wat de J.H. Donnerschool doet.
Werken aan naoberschap: In Oost Nederland kent men naoberschap als cultureel erfgoed, modern gezegd: cultureel kapitaal. ‘Een goede buur is beter dan een verre vriend’ is ook een bekend Nederlands gezegde. Helaas kennen steeds meer buren elkaar anno 2021 niet eens meer. In de wijk Oldenbarneveld streven we in feite met het Wijkplatform 2.0 iets als naoberschap na: de cohesie in de wijk zo sterk verbeteren, dat gemeenschapsgevoel ontstaat. Waarbij op de wijk en elkaar betrokken mensen meedenken over de issues die er spelen. We zoeken daarbij de samenwerking met de bewoners in de wijk, maar ook instanties en andere organisaties met vrijwilligers. Op 10 maart 2021 wordt het convenant ‘Samen voor Oldenbarneveld’ getekend. Een mooie stap in de goede richting.
Armoede: Voldoende inkomen is één van de mensenrechten. De impact van armoede op ouders en kinderen is extreem. Het aandeel huishoudens met een langdurig laag inkomen kwam in 2018 uit op 3,3 procent. De corona-crisis zal hier een forse extra duit in het zakje gaan doen. De nationale en lokale overheden moeten op dit terrein stappen zetten. Armoede is overigens niet alleen een kwestie van geld. Je niet goed kunnen uitdrukken als de situatie daarom vraagt of formulieren niet begrijpen bijvoorbeeld zijn ook vormen van armoede. Zolang armoede niet echt als keihard te bestrijden onrecht wordt gezien, wat ons als samenleving veel meer kost dan oplevert, zullen we blijven dweilen met de kraan open. Ik hoop aan deze strijd de komende jaren meer vorm en inhoud te kunnen geven.
Vrijheid samen beleven! In de jungle voelen de meeste mensen zich niet veilig. Via het comité 4 en 5 mei wil ik vooral samenwerken om manifest te maken, dat vrijheid in de jungle niet bestaat. Dat je vrijheid in de jungle moet bevechten. Dat de strijd voor die vrijheid een strijd is, die steun verdient. Niet alleen door te gedenken hoe er voor de vrijheid van Nederland is gevochten, maar ook de vrijheidsstrijd die daarna, vandaag en morgen wordt gestreden als zodanig manifest te maken. Dat de vrijheid van de één - volgens mij - alleen echt waardevol kan zijn, als die vrijheid niet ten koste gaat van de vrijheid van een ander. En dat dan - na het manifest maken en gedenken van die vrijheid - het feest van vrijheid ook voluit gevierd moet worden.
Mijn missie de komende jaren is dus samen met anderen werken aan ‘veiligheid’. Want je ‘veilig’ voelen, betekent vooral, weten, dat jij er toe doet, dat je waardevol bent en dat je niet alleen staat in deze wereld.